Inside Llewyin Davis: dwingende loser met onwillige kat
In Popcorntijd bespreekt André Nientied wekelijks het leukste filmnieuws en de beste kijktips. Deze week: Inside Llewyn Davis.
De Coen Brothers zijn meesters in het neerzetten van antihelden: sukkelige personages die steeds het verkeerde doen maar waar je toch een zwak voor krijgt als kijker. Denk maar aan The Dude in The Big Lebowski, autohandelaar Jerry Lundegaard in Fargo (daar is-ie weer), scenarioschrijver Barton Fink in de gelijknamige film of, recenter, de door George Clooney gespeelde flutacteur in Hail Ceasar!
Ook de door Oscar Isaac gespeelde folkzanger Llewyn Davis in Inside Llewyn Davis (2013) is zo’n antiheld. Het lukt hem maar niet om door te breken met zijn liedjes, terwijl hij toch op de juiste plek en in de juiste periode is: Greenwich Village New York anno 1961, de tijd waarin folksingers net zo talrijk waren als hipsters in Brooklyn nu. Ooit vormde hij een redelijk succesvol duo met ene Mike, maar Mike sprong van de Washington Bridge. Nu is Llewyn berooid en zelfs voor een slaapplek afhankelijk van de gunsten van anderen: hij is een klaploper die bijna elke nacht op een andere bank slaapt. Ook zijn vriendin Jean (Carey Mulligan) ziet hem liever gaan dan komen sinds ze per ongeluk zwanger van hem is geraakt.
Justin Timberlake
De enige metgezel die Llewyn heeft is tegen wil en dank: een kat die is weggelopen uit het laatste appartement waar hij logeerde. Aangezien hij de sleutel niet had en de huiseigenaars weg waren ziet hij zich genoodzaakt de kat met zich mee te slepen – geen huis, maar dus wel een huisdier.
Zelfs wanneer Llewyn een meevaller heeft maakt hij de verkeerde keuze: hij kan meespelen op een nummer van de succesvolle Jim (Justin Timberlake) en in plaats van voor royalty’s kiest hij voor een bedrag ineens. Wanneer het protestnummer een grote hit wordt, beseft Llewyn dat hij een fortuin aan zijn neus voorbij heeft laten gaan. En zijn kat is ook nog weggelopen.
John Goodman
Dit mag dan een aaneenschakeling van ellende lijken, laat het maar aan de Coen Brothers over om er een tragikomisch muzikaal drama van te maken, met veel droge humor en geestige bijrollen. Zo duikt John Goodman, een vaste waarde in Coen Brothersfilms, op als een arrogante jazzmuzikant die tijdens een lange autorit geen kans voorbij laat gaan Llewyn Davis te beledigen.
Ook is de film gelardeerd met verwijzingen naar zangers, nummers en platenhoezen uit die tijd. Zo lijkt Llewyn Davis met zijn halflange bruine jas wel uit de hoes van The Freewheelin’ Bob Dylan gestapt. En horen we daar aan het eind van de film niet de kenmerkende raspende stem van Dylan in de folkclub waar Davis zichzelf inmiddels ook al onmogelijk heeft gemaakt?
Géén parodie!
De film van de Coen Brothers ging precies vier jaar geleden in première op het filmfestival van Cannes, waar het de Grand Prix won. De Coens hebben overigens altijd ontkend dat ze folkmusic belachelijk wilden maken, zoals ook blijkt uit dit interview (met regisseur Guillermo del Toro als interviewer) waarin Joel Coen zegt: ‘De film is geen parodie op folk music, want je kan folk music niet parodiëren: het is van zichzelf al heel grappig.’
Inside Llewyn Davis, vrijdag 26 mei, 2255, NPO2